Hou nou eens op!”
Ik praat pas tegen je als je normaal kan doen.”
Nu moet je je grote mond houden!”
Je kan ook nooit eens… “
Daar hoef je toch niet zo om te huilen!”
Doe je haar eens goed!”

Zo maar wat zinnen die ouders tegen hun kinderen zeggen.

Waarom zeggen we dit tegen kleine wezentjes waar we zielsveel van houden?

Zou jij zo aangesproken willen worden?
Zou je zo tegen een vriendin praten?

Soms zeggen we dingen uit onmacht, gewoonte, vermoeidheid, of omdat we niet weten hoe we anders moeten reageren.
Voor een kind zijn onze woorden “waarheid” en omdat jonge kinderen nog zo open staan, komen woorden diep bij ze binnen.

6 praktische tips om met je kind te communiceren:

1. Vermijd woorden als “nooit” en “altijd”. 
Jij bent ook altijd..”, “Je doet ook nooit eens...”.
Houdt het bij de situatie op dat moment. Het gaat om het gedrag van je kind op dat moment. Als je tegen je kind zegt “Je bent ook altijd een sloddervos“, dan zeg je iets over je kind zelf, niet over zijn of haar gedrag. Jouw kind is goed zoals het is, alleen het gedrag mag soms gecorrigeerd/gestuurd worden. Dat onderscheid is belangrijk.

2. Focus op positieve bewoordingen
We zijn geneigd om te benoemen wat niet goed gaat en alles wat wel goed gaat normaal te vinden. Probeer eens een week lang te focussen het benoemen van positief gedrag van je kind. Geef oprechte complimenten (“Wat fijn dat je me even helpt uit jezelf“) maar overdrijf het niet. Als je je kind teveel prijst, dan gaat het steeds vaker op zoek naar jouw bevestiging.
Onderzoek ook bij jezelf hoe vaak je negatief over jezelf praat. Dat kan zijn van binnen of richting anderen. Hoe positiever je over jezelf denkt, hoe makkelijker je deze positiviteit de wereld in slingert.
Klaag je van binnen over jezelf? Dan klaag je ook eerder over anderen.

3. Praat tegen je kind alsof je tegen een volwassene praat
Zeg “heet” in plaats van “auw” als je wil aanduiden dat de theepot heet is. Zeg “hond” in plaats van “woef“. Je neemt je kind serieus en je praat tegen je kind hoe je wil dat jouw kind het overneemt.

4. Gebruik geen dreigementen
Als je dit niet doet dan….” is een laatste redmiddel om jouw macht te doen laten gelden. Dreigen helpt niet op de lange termijn. Wellicht dat je kind op dat moment wel luistert, maar alleen maar omdat het niet wil dat de playstation wordt afgepakt of het niet meer tv mag kijken.
Je hebt daarmee niet het gedrag veranderd.
Wat wil je je kind op de lange termijn aanleren? Focus daarop.

5. Praat zelf hoe je wil dat jouw kind praat
Dit spreekt voor zich, maar gebruik geen scheldwoorden en roddel niet over anderen. Kleineer geen andere mensen (en ook jezelf niet!)
Als je zegt “Houd je brutale mond“, dan heb je zelf een heel brutale mond. Als je schreeuwend roept: “Schreeuw niet!“, dan kom je niet geloofwaardig over.
Practice what you preach.

6. Gebruik Ik-boodschappen Het gebruik van Ik-boodschappen wordt goed geformuleerd in het boek “Luisteren naar kinderen” van Dr. Thomas Gordon.
Ik-boodschappen zijn boodschappen die het verhaal vertellen vanuit de ik-persoon in plaats vanuit de jij-persoon.
Als voor jouw gevoel het gedrag van je kind onaanvaardbaar is omdat het op dat moment jouw rust verstoort, dan ligt het probleem bij jou. Het kind is dan niet per definitie lastig.
Een jij-boodschap zou zijn: “Je doet ook nooit rustig“.
Een ik-boodschap is: “Ik kan er op dit moment niet zo goed tegen dat je veel geluid maakt.”
De eerste boodschap wordt door het kind opgevat als een beoordeling van hemzelf. De tweede wordt gevoeld als een feit of behoefte van de ouder.
Wanneer je met ik-boodschappen aan de slag gaat, zal je merken dat de interactie tussen jou en anderen verbetert.

Hoe we als volwassenen tegen kinderen praten, zet de standaard voor hoe ze naar ons terug zullen praten. Wees het voorbeeld wat je in je kind wil zien.

 

{a2810ar35551}